Fiscaal en juridisch nieuws 4e kwartaal 2024

Er komt meer duidelijkheid over handhaving bij schijnzelfstandigheid. Op 1 januari 2025 eindigt het zogenoemde handhavingsmoratorium. Dit en meer in het kwartaalnieuws van het 4e kwartaal 2024.

Tips voor de ondernemer

  • Meer duidelijkheid over handhaving bij schijnzelfstandigheid
  • Wie trekt de AOV-premie af?
  • Nieuwe innovatiesubsidie aanpak piekbelasting
  • De nieuwe KOR komt eraan – onderneem tijdig actie
  • Beperking contante betalingen stap dichterbij

Tips voor de DGA

  • Verhuist de eigenwoningschuld bij je bv mee?
  • Beperkt toegang tot UBO-gegevens
  • De noodzaak van een aandeelhoudersovereenkomst

Tips voor werkgevers en werknemers

  • Gezonde maaltijd: vrijgestelde arbovoorziening of niet?
  • Niet minder maar meer verlofregelingen
  • Opstarttijd is werktijd
  • Loket opent voor subsidie praktijkleren derde leerweg
  • Beëindig arbeidscontract altijd schriftelijk!

Tips voor elke belastingbetaler

  • Vraag vóór 1 november aanslag aan en verlaag je box-3-grondslag
  • Rente bijschrijven bij ontbreken testament
  • Stapeling incassokosten bij termijnbetalingen aangepakt
  • Kinderopvangtoeslag voor middeninkomens omhoog
  • Nog SEPP-subsidies beschikbaar!
  • Bescherming Depositogarantiestelsel verruimd


illustratie handenschuddende mannen

Tips voor de ondernemer

Meer duidelijkheid over handhaving bij schijnzelfstandigheid

Op 1 januari 2025 eindigt het zogenoemde handhavingsmoratorium. Vanaf dat moment kan de Belastingdienst weer loonheffingen naheffen bij de opdrachtgever in het geval een zzp’er wordt aangemerkt als werknemer. De Belastingdienst kan alleen met terugwerkende kracht corrigeren tot 1 januari 2025. Wel heeft de staatssecretaris al bekend gemaakt dat over het eerste kalenderjaar na beëindiging van het moratorium geen vergrijpboetes bij de correcties inzake de kwalificatie van de arbeidsrelatie worden opgelegd als opdrachtgevers kunnen aantonen dat ze aan de slag zijn met het verkleinen van schijnzelfstandigheid binnen hun organisatie. Wat er precies wordt bedoeld met ‘aan de slag zijn’, is overigens (nog) niet duidelijk. Is bijvoorbeeld het opvragen van informatie of het volgen van een cursus voldoende? Uit het woord ‘verkleinen’ kan worden opgemaakt dat de opdrachtgevers dus kennelijk niet volledig gestopt hoeven te zijn. Bij opzet bedraagt de vergrijpboete normaal gesproken 50% van de opzettelijk niet aangegeven loonheffing. Bij grove schuld is dat 25%. Er kunnen wel verzuimboetes worden opgelegd omdat er geen, te laat of een onvolledige aangifte loonheffingen is gedaan (aangifteverzuim). Of als er te laat, niet of te weinig is betaald (betaalverzuim).

Werken volgens modelovereenkomst
De Belastingdienst is inmiddels gestopt met het beoordelen van modelovereenkomsten. Opdrachtgevers kunnen de goedgekeurde lopende modelovereenkomsten nog tot de einddatum van de modelovereenkomst gebruiken. Overigens bieden de modelovereenkomsten alleen zekerheid voor zover er daadwerkelijk wordt gewerkt zoals is overeengekomen in de overeenkomst. Toont de Belastingdienst aan dat er niet wordt gewerkt conform de overeenkomst én dat er feitelijk een arbeidsovereenkomst is? Dan kan de fiscus vanaf 2025 naheffen.

Wie trekt de AOV-premie af?

Wil je als ondernemer een arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) afsluiten? Dan vraag je je mogelijk af of je de betaalde AOV-premie kunt aftrekken in de aangifte inkomstenbelasting. Dat mag als je uit de AOV periodieke uitkeringen krijgt bij invaliditeit, ziekte of ongeval. Daarnaast moet je zelf verzekeringnemer, verzekerde én begunstigde zijn van de verzekering. Je trekt de premie af in je aangifte inkomstenbelasting als ‘uitgaven voor inkomensvoorzieningen’. Ook als je ondernemer (of resultaatgenieter) bent! De AOV-premie aftrekken van je winst uit onderneming (of het resultaat uit overige werkzaamheden), kan dus niet. De Belastingdienst beschouwt de AOV-premie namelijk als een privé-uitgave. Daar staat tegenover dat, als je uit je AOV periodieke uitkeringen krijgt, je deze niet als winst uit onderneming aangeeft in je aangifte inkomstenbelasting, maar als ‘inkomsten uit vroegere dienstbetrekking’. De verzekeringsmaatschappij houdt loonbelasting in op de uitkeringen, die je als voorheffing kunt verrekenen in je aangifte inkomstenbelasting.

Uitkering is bedrag ineens

Krijg je bij arbeidsongeschiktheid een uitkering ineens? Dan kun je de betaalde premies niet aftrekken. Dat is ook het geval als je alvast voorschotten uitbetaald krijgt op het bedrag ineens of als het bedrag periodiek wordt uitbetaald, maar de totale hoogte van dat bedrag staat vooraf al vast. Een uitkering ineens hoef je in je aangifte niet aan te geven als inkomen in box 1, maar telt wel mee voor het box-3-vermogen.

En als de vof of maatschap de AOV afsluit?

Ben je maat in een maatschap of vennoot van een vennootschap onder firma (vof) en de maatschap of vof heeft de AOV afgesloten? Dan kan je toch de premies aftrekken. Het maakt daarbij niet uit of de maatschap of vof de begunstigde is, of jij zelf. Dat je de premies toch kunt aftrekken, hoewel je niet de verzekeringnemer bent en mogelijk ook niet de begunstigende, heeft te maken met het feit dat de maatschap en vof geen rechtspersoonlijkheid hebben en niet zelfstandig in de belastingheffing worden betrokken. De Belastingdienst rekent de handelingen van deze samenwerkingsverbanden toe aan de maten of vennoten die eraan deelnemen. De betaalde (aftrekbare) AOV-premies worden toegerekend aan de maten of vennoten naar gelang het bedrag dat de verzekeraar heeft berekend voor ieder van hen. De premies trek je in je aangifte voor de inkomstenbelasting af als ‘uitgaven voor inkomensvoorzieningen’ en dus niet van de winst van de maatschap of vof. Ook een eventuele AOV-uitkering geef je bij jezelf aan, als genieter van de uitkering.

Nieuwe innovatiesubsidie aanpak piekbelasting

Ben je veehouder met melkvee, varkens en/of vleeskalveren en heb je een bedrijf met piekbelasting? Weet dan dat als je wilt bijdragen aan het verminderen van de stikstofneerslag op overbelaste Natura 2000-gebieden, je daarvoor vanaf 21 oktober 2024 gebruik kunt maken van een nieuwe subsidieregeling: de Subsidie voor investeringen in verduurzaming voor veehouderijlocaties met piekbelasting (Sbv). Je kunt de subsidie krijgen als je investeert in bewezen technieken die de stikstofneerslag fors verminderen, zoals stalsystemen en luchtwassers. Een belangrijke voorwaarde is dat het aantal dieren op jouw bedrijf vijf jaar niet toeneemt. Het budget bedraagt tussen € 25.000 en € 600.000 per aanvraag. Je kunt de subsidie nog tot en met 8 januari 2025 aanvragen bij de RVO.

Nieuwe verplaatsingsregeling op komst

Naast deze subsidie zitten er nog twee andere, nieuwe subsidieregelingen in de pijplijn in het kader van de aanpak piekbelasting. De ene regeling betreft de Landelijke verplaatsingsregeling veehouderijen met piekbelasting (Lvvp). Deze regeling subsidieert de vrijwillige verplaatsing van de veehouderij naar een locatie met minder stikstofneerslag dan de overbelaste Natura 2000-gebieden. Hiervoor gaat het aanvraagloket bij de RVO open op 6 januari 2025.

De andere subsidieregeling betreft de vrijwillige Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) voor kleinere sectoren, zoals melkgeiten en konijnen. Deze subsidie kan je aanvragen tussen 18 november en 20 december 2024.

De nieuwe KOR komt eraan – onderneem tijdig actie

De kleineondernemersregeling (KOR) wijzigt per 1 januari 2025. Wellicht heb je hierover inmiddels een brief ontvangen van de Belastingdienst. De wijziging is het gevolg van nieuwe EU-regels waaraan alle EU-lidstaten moeten voldoen. Hierdoor wordt het mogelijk dat je in de ene EU-lidstaat gebruik kunt maken van de KOR in een andere EU-lidstaat, als die een dergelijke regeling heeft. Daartoe worden de kleineondernemersregelingen in de diverse lidstaten zoveel als mogelijk geüniformeerd. Een belangrijke aanvullende voorwaarde is dat jouw jaaromzet in de gehele EU onder de grens van € 100.000 moet blijven.

Een ander gevolg van de nieuwe EU-regels is dat een btw-ondernemer in een andere EU-lidstaat die de Nederlandse KOR wil toepassen, zich niet in Nederland maar in zijn/haar eigen lidstaat moet aanmelden voor de Nederlandse KOR. Voor deze btw-ondernemer gelden dezelfde administratieve ontheffingen als voor de in de Nederland gevestigde btw-ondernemer die gebruikmaakt van de KOR.

Als Nederlandse btw-ondernemer hoef je alleen aan de Nederlandse jaaromzetgrens (€ 20.000 excl. btw) te voldoen om deel te nemen aan de Nederlandse KOR. Maar wil je gebruikmaken van de KOR in een andere EU-lidstaat, dan moet je ook aan de aanvullende voorwaarde (jaaromzet in de EU minder dan € 100.000) voldoen. De Nederlandse jaaromzetgrens is nu € 20.000, maar de EU-richtlijn biedt de lidstaten de mogelijkheid om hun nationale grens op te hogen tot € 85.000.

Tijdig aan- of afmelden

Pas je de KOR al toe en wil je dit ook blijven doen na 1 januari 2025? Dan hoef je geen actie te ondernemen om de KOR voort te zetten. Wil je vanaf 1 januari 2025 geen gebruik meer maken van de KOR, dan kan je je hiervoor afmelden tussen 1 oktober 2024 en 3 december 2024. In deze periode kan je je ook aanmelden voor toepassing van de KOR vanaf 1 januari 2025, als je de KOR nu niet toepast.

Let op

Ben je een zeer kleine btw-ondernemer met een jaaromzet tot € 2.200 (deze registratiedrempel is nu € 1.800)? Dan val je automatisch onder de KOR en ben je dus niet verplicht om je daarvoor aan te melden. Denk hierbij aan vrijwilligers en zonnepaneelhouders.

Versoepelingen

De verplichte toepassingstermijn van 3 jaar komt op 1 januari 2025 te vervallen. Deze verplichting vervalt ook voor btw-ondernemers die op 31 december 2024 hier nog aan gebonden zijn. De opzegtermijn van vier weken voor het belastingtijdvak blijft wel bestaan.

De verplichte uitsluitingstermijn van 3 jaar wordt verkort. De uitsluiting gaat gelden vanaf het kalenderkwartaal waarin de beëindiging ingaat tot en met het daaropvolgende kalenderjaar. De verkorte verplichting gaat ook gelden voor btw-ondernemers die op 31 december 2024 nog aan de bestaande uitsluitingstermijn gebonden zijn. Ook hierbij geldt dat de opzegtermijn van vier weken voor het belastingtijdvak blijft bestaan.

Beperking contante betalingen stap dichterbij

De kans is groot dat er een verbod komt voor beroeps- of bedrijfsmatige handelaren in goederen om transacties vanaf € 3.000 in contanten te verrichten. De Tweede Kamer heeft namelijk onlangs ingestemd met het hiertoe ingediende wetsvoorstel ‘Wet plan van aanpak witwassen’. Het kabinet wilde de grens van € 3.000 nog verhogen naar € 10.000, maar daar bleken zowel de ondernemersorganisaties als minister Heinen van Financiën op tegen te zijn. De laatste horde is nu nog de Eerste Kamer. Het wetsvoorstel is daar in behandeling. Het is nog niet duidelijk wanneer daar de stemming over dit wetsvoorstel zal plaatsvinden.

terug naar paginamenu

Tips voor de DGA

Verhuist de eigenwoningschuld bij je bv mee?

Heb je schulden bij je eigen bv? Dan kun je met box 2-belasting te maken krijgen. Dat is het geval als de schulden eind 2024 meer dan € 500.000 bedragen. Het meerdere boven deze grens wordt dan belast met box-2-belasting. Een belangrijke uitzondering wordt gemaakt voor eigenwoningschulden bij de eigen bv. Heb je de eigenwoningschuld afgesloten vóór 1 januari 2023? Dan hoefde je op grond van een overgangsregeling geen hypotheekrecht te verstrekken aan je bv om van deze uitzondering gebruik te kunnen maken. Maar ben je de eigenwoningschuld daarna aangegaan bij je eigen bv, dan is dat wel vereist.

Stel je hebt op 31 december 2022 een eigenwoningschuld bij je eigen bv. Je hebt geen recht van hypotheek aan je bv verstrekt. In 2023 koop je een nieuwe woning en verkoop je de oude woning. De bestaande eigenwoningschuld bij de bv blijft geheel in stand. Is het dan op grond van de overgangsregeling nog steeds niet nodig om een hypotheekrecht te verstrekken aan je bv?

De Belastingdienst vindt dat in deze situatie nog steeds sprake is van een op 31 december 2022 bestaande eigenwoningschuld. Het vestigen van een hypotheekrecht ten behoeve van de bv op de nieuwe woning is dan dus niet nodig om de maatregelen van excessief lenen te voorkomen.

Let op!

Verwar deze situatie niet met het oversluiten van een eigenwoninglening bij een bank naar de eigen bv. De overgangsregeling voor excessief lenen is bij oversluiten naar de eigen bv niet van toepassing! Het is dan immers een nieuwe schuld die je bij je eigen bv aangaat. In dat geval is een hypotheekrecht wel een vereiste om de excessieflenenmaatregel te voorkomen.

Beperkt toegang tot UBO-gegevens

Naar aanleiding van een uitspraak van de Europese rechter uit november 2022 moet de toegang tot het UBO-register worden beperkt. Daartoe is inmiddels een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer. Dit voorstel beperkt de toegang tot het UBO-register in lijn met de uitspraak van de Europese rechter voor de UBO-gegevens van zowel vennootschappen en andere juridische entiteiten, als van trusts en soortgelijke juridische constructies. De volgende organisaties, instellingen en/of personen krijgen toegang tot de geregistreerde UBO-gegevens:

  1. de bevoegde autoriteiten, financiële inlichtingeneenheden (FIU’s), partijen die toegang krijgen in het belang van de naleving van sancties en het toezicht en de handhaving daarop en bestuursorganen en rechtspersonen met een overheidstaak, waarvoor het in verband met een wettelijke of Europeesrechtelijk verplichting of bevoegdheid nodig is om UBO’s te achterhalen;
  2. meldingsplichtige organisaties die in het kader van het cliëntenonderzoek dat zij op grond van de anti-witwasrichtlijn moeten verrichten (denk aan: notarissen, accountants, advocaten, belastingadviseurs, banken en andere financiële instellingen);
  3. partijen die zijn ingeschreven in het UBO-register, voor zover het hun eigen gegevens betreft; en
  4. personen en organisaties die hun legitiem belang kunnen aantonen. Wie een legitiem belang hebben, hoe zij dit kunnen aantonen en onder welke voorwaarden zij toegang kunnen krijgen tot de UBO-gegevens, wordt nog vastgelegd in nadere regelgeving.

Terugmeldplicht

Naast het herstellen van de (beperkte) toegang tot het UBO-register is in het wetsvoorstel ook een aanpassing van de zogenoemde ’terugmeldplicht’ opgenomen. Dit houdt in dat als een Wwft-instelling (bijvoorbeeld een accountant of belastingadviseur) verschillen constateert tussen de gegevens in het UBO-register en gegevens uit andere bronnen, dan moet zij dit melden bij de KvK. Momenteel kunnen Wwft-instellingen het UBO-register echter niet zelf raadplegen. Sinds 1 augustus 2024 moeten zij bij het aangaan van nieuwe zakelijke relaties een gewaarmerkt uittreksel uit het UBO-register opvragen bij hun klanten om aan hun verificatieplicht te voldoen. Dit blijft zo totdat de Wwft-instellingen zelf weer toegang krijgen tot het UBO-register. Desondanks zijn deze instellingen sinds 1 oktober 2024 wel weer verplicht om bij nieuwe klanten verschillen tussen het ontvangen gewaarmerkte uittreksel uit het UBO-register en de gegevens uit eigen onderzoek terug te melden bij de KvK.

De noodzaak van een aandeelhoudersovereenkomst

Heeft jouw vennootschap meerdere aandeelhouders? Dan is het verstandig om afspraken vast te leggen in een aandeelhoudersovereenkomst. Dit geldt niet alleen voor de situatie waarin de verdeling tussen de aandeelhouders 50/50 is, maar ook – of zelfs juist – wanneer er sprake is van een of meer ‘kleine’ aandeelhouders. Door afspraken vast te leggen, voorkom je later onduidelijkheid en een noodzakelijke gang naar de rechter, arbiter of mediator. Belangrijke onderwerpen die je kunt vastleggen zijn:

  • vaststelling van de prijs van de aandelen bij overdracht in geval van overlijden, beroepsongeschiktheid, vrijwillig én onvrijwillig uittreden van aandeelhouders;
  • afspraken over de arbeidsinzet en beloning;
  • de wijze van besluitvorming binnen de algemene vergadering van aandeelhouders en het bestuur;
  • een geschillenregeling;
  • regelingen ten aanzien van non-concurrentie, dividendbeleid en de financiering in groei- en verliessituaties.

Tip

Ook wanneer er al een aandeelhoudersovereenkomst is, is het verstandig om regelmatig na te gaan of de inhoud daarvan nog voldoet aan de huidige situatie en wensen.

terug naar paginamenu

Tips voor werkgevers en werknemers

Gezonde maaltijd: vrijgestelde arbovoorziening of niet?

Sinds 1 januari 2022 kun je de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen (arbovrijstelling) alleen toepassen op verplichte arbovoorzieningen aan werknemers. Het gaat dan om voorzieningen die je op grond van de Arbowet moet verstrekken en waarvoor je op grond van diezelfde Arbowet ook geen werknemersbijdrage mag vragen. Gezonde lunchmaaltijden zijn echter geen verplichte arbovoorziening. Sinds 2022 kun je hiervoor de gerichte vrijstelling dus niet meer toepassen.

De Hoge Raad oordeelde in het voorjaar dat een werkgever de arbovrijstelling wel mocht toepassen op de aan zijn werknemers verstrekte gezonde maaltijden. Maar die uitspraak zag op de oude regelgeving van vóór 2022, waarin dit onder voorwaarden nog wel mogelijk was.

Wat kan wel?

Je kunt wel de vrije ruimte gebruiken voor het onbelast verstrekken van gezonde lunchmaaltijden. Voor een maaltijd op de werkplek breng je € 3,90 ten laste van de vrije ruimte. Als de daadwerkelijke kosten van de maaltijd lager zijn dan € 3,90, mag je van dat lagere bedrag uitgaan.

Niet minder maar meer verlofregelingen

Ons huidige verlofstelsel kent een wirwar aan wettelijke verlofregelingen. Van zwangerschaps- en bevallingsverlof, aanvullend ouderschapsverlof, langdurend en kortdurend zorgverlof tot calamiteitenverlof. Intussen staat de teller op 10 verschillende verlofregelingen. In het voorjaar wilde toenmalig minister Van Gennip nog het SER-advies overnemen om het verlofstelsel eenvoudiger, begrijpelijker en toegankelijker te maken. Daarnaast pleit de SER ook voor een betere balans in financiële verantwoordelijkheid en balans in zeggenschap over de opname van het verlof. De minister had toen het ambitieuze plan om de verschillende verlofregelingen terug te brengen tot 3 soorten verlof:

  1. Verlof in relatie tot de zorg voor kinderen. Hierbij gaat het om de verlofregelingen rondom de geboorte en zorg voor jonge kinderen, adoptie en pleegzorg. Doel is het creëren van een gelijkwaardige verdeling van zorgtaken tussen partners.
  2. Verlof in relatie tot de zorg voor naasten. Deze regeling moet meer mogelijkheden bieden om in de toekomst mantelzorg te kunnen verlenen.
  3. Verlof wegens persoonlijke situaties. Hieronder valt kortdurend verlof voor onvoorziene en bijzondere omstandigheden, met daarbij de mogelijkheid om hier nieuwe verlofregelingen onder te laten vallen die draaien om de persoonlijke situatie van de werknemer.

Nieuwe verlofregeling: rouwverlof

Of dit plan concrete handen en voeten zal krijgen, is te hopen. Maar voorlopig ziet het ernaar uit dat er een verlofregeling bij gaat komen, namelijk het rouwverlof specifiek voor werkende ouders met minderjarige kinderen van wie de partner of een minderjarig kind is overleden. Dit verlof zou dan kunnen vallen in de derde categorie. Werknemers krijgen recht op een minimumaantal rouwverlofdagen gelijk aan de arbeidsduur per week met behoud van loon. Bij een voltijdsdienstverband is dat dus vijf dagen. De verlofdagen kunnen worden opgenomen in de periode tussen de dag van de uitvaart tot een jaar na het overlijden.

Opstarttijd is werktijd

Werknemers die eerder op hun werk aanwezig moeten zijn om op te starten, zodat zij precies op tijd kunnen beginnen met hun werkzaamheden, moeten daarvoor worden betaald. Dat oordeelt de Hoge Raad in de zaak van een werknemer bij een callcenter die tien minuten voor aanvang van zijn werkzaamheden aanwezig moest zijn om tijdig ingelogd te zijn. Hij kreeg geen loon voor deze opstarttijd. De Hoge Raad oordeelt dat dit onterecht is en dat de werkgever het achterstallige loon alsnog moet betalen. Deze uitspraak heeft mogelijk ook gevolgen voor andere werknemers die eerder op hun werk aanwezig moeten zijn en voor die tijd geen loon ontvangen.

Loket opent voor subsidie praktijkleren derde leerweg

Heb je in jouw bedrijf praktijkplaatsen aangeboden voor een werkzoekende of een werkende met betaalde arbeid? Dan kun je mogelijk gebruikmaken van de ‘Subsidieregeling praktijkleren in de derde leerweg’. De subsidie is een tegemoetkoming van maximaal € 2.700 voor de kosten die een erkend leerbedrijf maakt voor het begeleiden bij de beroepspraktijkvorming van een mbo-student in de derde leerweg. Alleen kortlopende bij- en omscholing komt in aanmerking voor deze subsidie. ‘Kortlopend’ wil in dit verband zeggen maximaal 52 weken, waarvan er maximaal 40 in aanmerking komen voor subsidie. Het aanvraagloket opent op maandag 4 november 2024. Je kunt je aanvraag tot en met vrijdag 29 november 2024 indienen bij de RVO.

Let op

Heb je voor een praktijkplaats al subsidie gekregen uit de SLIM-regeling? Dan kun je voor deze praktijkplaats geen subsidie krijgen op grond van de Subsidieregeling praktijkleren in de derde leerweg.

Beëindig arbeidscontract altijd schriftelijk!

Een overeenkomst kan vormvrij zijn. Deze kan bijvoorbeeld per e-mail of mondeling worden gesloten. In zijn algemeenheid is het echter aan te raden om een overeenkomst schriftelijk vast te leggen, zodat je achteraf geen last hebt van bewijs- of geldigheidsproblemen. Bepaalde overeenkomsten móeten schriftelijk zijn vastgelegd. Zo is in de wet bepaald dat een overeenkomst ter beëindiging van een arbeidscontract alleen geldig is als deze schriftelijk is aangegaan. In de praktijk staan deze overeenkomsten bekend als vaststellingsovereenkomsten. Zelfs als jij en je werknemer met elkaar mondeling de afspraak hebben gemaakt dat het dienstverband is beëindigd via een vaststellingsovereenkomst, dan nog is die beëindigingsovereenkomst niet rechtsgeldig. De reden hiervoor is dat de werknemer ondubbelzinnig moet hebben verklaard dat hij (zij) het eens is met het einde van het dienstverband (rechtsbescherming voor de werknemer). Voor jou als werkgever is het dan ook altijd van belang om te beschikken over deze ondubbelzinnige verklaring. Een werknemer heeft na het ondertekenen van een schriftelijke vaststellingsovereenkomst 14 dagen bedenktijd om de overeenkomst zonder opgaaf van reden te ontbinden, via een aan jou gerichte schriftelijke verklaring.

Als deze bedenktermijn niet uitdrukkelijk is opgenomen in de vaststellingsovereenkomst heeft de werknemer zelfs 3 weken de tijd om de overeenkomst door een simpele verklaring te ontbinden (zonder redengeving).

terug naar paginamenu

Tips voor elke belastingbetaler

Vraag vóór 1 november aanslag aan en verlaag je box-3-grondslag

Bepaalde belastingschulden verminderen niet de rendementsgrondslag van box 3. Dit kun je omzeilen door een voorlopige aanslag aan te vragen en deze voor het einde van het jaar te betalen. Op de peildatum van box 3 (1 januari) heeft het bedrag van de aanslag zo toch de box-3-grondslag verlaagd. Maar deze vlieger gaat niet op als de inspecteur de aanslag niet tijdig oplegt, waardoor je niet voor het einde van het jaar kunt betalen. Dat vindt de staatssecretaris niet rechtvaardig. Hij keurt daarom goed dat als je vóór 1 novembervan het jaarschriftelijk om een (nadere) voorlopige aanslag hebt verzocht, de desbetreffende belastingschuld al per 1 januari van het volgende jaar (peildatum) als betaald wordt beschouwd bij de berekening van de box-3-grondslag. Dus ook als je de aanslag nog niet hebt betaald. Dit geldt ook voor de aanslag schenkbelasting, mits je de schenkingsaangifte uiterlijk 5 november 2024 hebt ingediend.

Rente bijschrijven bij ontbreken testament

Als je overlijdt en je hebt geen testament laten opmaken, dan gaan alle bezittingen en schulden automatisch naar jouw langstlevende echtgenoot. Heb je kinderen? Dan krijgen zij een vordering op hun langstlevende ouder, die in beginsel niet eerder opeisbaar is dan bij overlijden van de langstlevende ouder. Deze zogenoemde onderbedelingsvordering was tot 1 januari 2024 renteloos. De wet bepaalt namelijk dat geen rente hoeft te worden berekend, zolang het percentage van de wettelijke rente niet meer bedraagt dan 6%. Vanaf 1 januari 2024 is de wettelijke rente echter verhoogd van 6% naar 7%. Sindsdien moet er daardoor vanaf het overlijden 1% rente worden bijgeschreven op de onderbedelingsvordering. Op de op 1 januari 2024 al bestaande onderbedelingsvorderingen moet sindsdien 1% rente worden bijgeschreven. Bij een overlijden na 1 januari 2024 zal dit vanaf het overlijden moeten gebeuren. Omdat de onderbedelingsvorderingen daardoor toenemen, zal de nalatenschap van de langstlevende ouder afnemen, waardoor er minder erfbelasting verschuldigd zal zijn bij zijn of haar overlijden.

Let op

Afhankelijk van het vermogen van de langstlevende ouder, kan de rentebijschrijving op de onderbedelingsvordering zelfs leiden tot een negatieve nalatenschap. De aanwezige bezittingen moeten dan worden gebruikt voor de aflossing van de schulden.

Stapeling incassokosten bij termijnbetalingen aangepakt

De incassokosten kunnen behoorlijk de pan uit rijzen wanneer maandelijks een termijn niet wordt betaald. Daarom is er per 1 oktober 2024 een regeling ingevoerd die de stapeling van incassokosten bij termijnbetalingen tegengaat. De nieuwe regels voorkomen kostenstapeling, doordat de schuldeiser (crediteur) bij elke niet betaalde termijn zes maanden moet terugkijken om te bepalen hoeveel incassokosten er in rekening mogen worden gebracht. Is de maandelijkse vordering of het termijnbedrag lager dan € 266,67? Dan mogen de incassokosten maximaal € 140 per zes maanden bedragen. Er geldt wel een minimumbedrag van € 40. De incassodienstverlener brengt één keer € 40 in rekening en voor de overige vijf niet betaalde termijnen maximaal € 20 per termijn. Om incassokosten in rekening te mogen brengen, moet de crediteur na elke gemiste betaling eerst een geldige 14-dagenbrief versturen. Heeft de crediteur nagelaten om deze 14-dagenbrief te versturen, dan kunnen er alsnog incassokosten worden gerekend over de onbetaalde termijnen. Wel moet dan eerst alsnog een geldige 14-dagenbrief met alle onbetaalde termijnen naar de debiteur worden verstuurd.

Wanneer de debiteur na 14 dagen na ontvangst van deze brief geen betaling heeft gedaan, mogen er incassokosten worden berekend. Deze incassokosten zijn gelijk aan het hoogste bedrag dat verschuldigd zou zijn bij één onbetaalde termijn, mits bij elke termijn een geldige 14-dagenbrief was verstuurd (en ontvangen).

Let op

Incassodienstverleners moeten sinds 1 april jl. aan kwaliteitseisen voldoen en zich verplicht registreren in het Register incassodienstverlening. Dit kun je gratis inzien. Incassodienstverleners die op 1 april 2024 al actief waren, moeten uiterlijk op 1 april 2025 zijn geregistreerd.

Kinderopvangtoeslag voor middeninkomens omhoog

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft begin oktober de definitieve bedragen bekendgemaakt voor de kinderopvangtoeslag in 2025. Huishoudens met een gezamenlijk inkomen tussen € 29.400 en € 159.225 krijgen volgend jaar meer kinderopvangtoeslag. In 2025 wordt hiervoor € 429 miljoen extra uitgetrokken. Daarnaast worden de maximale uurprijzen in 2025 geïndexeerd. De maximale uurprijs voor dagopvang wordt € 10,71 (in 2024: € 10,25), voor buitenschoolse opvang € 9,52 (in 2024: € 9,12) en voor gastouderopvang € 8,10 (in 2024: € 7,53).

Nog SEPP-subsidies beschikbaar!

Wil je een gebruikte elektrische personenauto kopen? Weet dan dat je weer € 2.000 SEPP-subsidie kunt krijgen. De subsidiepot voor gebruikte auto’s was sinds medio juli 2024 leeg, maar is begin september met € 23,1 miljoen aangevuld. Daarvan is nog zo’n € 13,5 miljoen subsidie beschikbaar.

Er is ook nog ruim € 15,5 miljoen subsidie beschikbaar voor de aankoop of (private) lease van een nieuwe elektrische personenauto. Het subsidiebedrag is dan € 2.950. Als het aan het kabinet ligt stoppen de SEPP-subsidies aan het eind van het jaar. Dit jaar is dus het laatste jaar waarin je nog van deze subsidies gebruik kunt maken. Het aanvraagloket bij de RVO is open tot en met 27 december 2024, 12.00 uur.

Tip

Op de Autolijst SEPP staan merken en modellen van elektrische personenauto’s die mogelijk in aanmerking komen voor de SEPP-subsidies. Deze lijst is samengesteld op grond van informatie van dealers en importeurs.

Bescherming Depositogarantiestelsel verruimd

Het depositogarantiestelsel biedt automatisch bescherming van je bank- en spaarrekeningen mocht je bank failliet gaan. Je rekeningen zijn beschermd tot € 100.000 per persoon per bank. In sommige gevallen geldt tijdelijk zelfs een extra garantie tot € 500.000. De Nederlandsche Bank heeft het aantal gevallen uitgebreid, waarin van deze hogere garantiedrempel gebruik kan worden gemaakt. Tot 1 september jl. gold deze verhoogde bescherming bovenop de € 100.000 als je tijdelijk een extra hoog banksaldo had door de aan- en verkoop van een eigen woning. De verhoogde bescherming geldt nu ook als het tijdelijk hoge saldo is ontstaan door pensioen, ontslag of huwelijk of een uitkering van een verzekeraar of door schadevergoedingen. Daarnaast kan je ook langer van de tijdelijk verhoogde bescherming gebruikmaken, namelijk 6 maanden in plaats van 3 maanden vanaf de storting van het geld op jouw rekening.

Samenwerkingsverbanden

Er is nog een andere wijziging die binnenkort in werking zal treden, waarbij samenwerkingsverbanden zonder rechtspersoonlijkheid (in elk geval de maatschap, vennootschap onder firma en de commanditaire vennootschap) voor de toepassing van het depositogarantiestelsel als een enkele rekeninghouder worden gezien. Het samenwerkingsverband valt als geheel onder de bescherming van de Nederlandse depositogarantie, naast de bescherming van de maten of vennoten zelf. De inwerkingtreding van deze maatregel moet nog in een nader besluit worden vastgelegd. 

In deze uitgave is de stand van zaken in wet- en regelgeving verwerkt tot en met 8 oktober 2024. Hoewel ten aanzien van de inhoud de uiterste zorg is nagestreefd, kan niet volledig worden ingestaan voor eventuele (druk)fouten en onvolledigheden. De redactie, de uitgever en de verspreider sluiten bij deze de aansprakelijkheid hiervoor uit. Voor een toelichting kun je altijd contact met ons opnemen.

terug naar paginamenu